3. De Stolwijkse Boezem

HISTORIE VAN DE POLDER   ‘VOORMALIGE STOLWIJKSCHE BOEZEM’

Auteur: J.Boer

Inleiding.
Dit artikel gaat over  de geschiedenis van een bijzonder stukje polder binnen de voormalige gemeentegrenzen van Haastrecht.
Het betreft het poldertje  “Voormalige Stolwijksche Boezem”.
Dit poldertje ligt ten oosten van Stolwijkersluis op Haastrechts grondgebied, maar heeft alles te maken met de historie van Stolwijkersluis en de bemaling van de Stolwijkse polders.
Een bijzonder stukje cultuurhistorie op de scheiding van deze vroegere gemeentegrenzen van Haastrecht, Stolwijk en Gouderak.

Daar ik al sinds 1950 in het poldertje woon en in de afgelopen jaren heel wat historische gegevens heb verzameld, was er weleens de gedachte om daarover iets te schrijven, het noodzakelijke “duwtje” daartoe kwam recent door een nogal unieke gebeurtenis, zoals u aan het einde van dit artikel kunt lezen.


Plattegrond met de locatie van de polder “Voormalige Stolwijksche Boezem”.

 Vroegere planologische situatie bij Stolwijkersluis.
Uit het verleden is bekend dat bij Stolwijkersluis 3 gemeentegrenzen samenkwamen, t.w. de gemeentegrenzen van Gouderak, Haastrecht en Stolwijk.
Gouderak en Haastrecht ligt voor de hand, als zijnde beide IJsseldorpen, die daar tegen elkaar aansloten.
De aanwezigheid van een smalle strook van de gemeente Stolwijk tussen de gemeentegrenzen van Haastrecht en Gouderak had vrijwel zeker te maken met de aansluiting van de Goudsche Vliet op de Hollandse IJssel. Deze Goudsche Vliet (ook wel Gouwvliet genoemd) ligt aan de oostzijde  van de Goudseweg en sloot vroeger aan op een zijtak van de IJssel bij Stolwijkersluis.
Deze Goudsche Vliet moet overigens niet worden verward met de Vaart (ook wel Stolwijkse Vaart genoemd), met de nog bestaande sluis naar de IJssel, even ten westen van Stolwijkersluis. Deze Vaart is van veel latere datum (ca. 1780) en had te maken met het plan dat men toen had om een deel van de Krimpenerwaard te vervenen; dit plan is echter nooit doorgegaan.
Van wanneer de Goudsche Vliet dateert is mij niet bekend, maar op de afgebeelde  oude plattegrond van omstreeks 1550 komt deze Vliet al voor.
Op de afgebeelde plattegrond van 1902 (zie hoofdstuk 3) is te zien hoe de oude gemeentegrenzen liepen.
Later is deze situatie gewijzigd en is het Stolwijkse grondgebied deels bij Gouderak en deels bij Haastrecht gevoegd.
Vandaar dat het poldertje “Voormalige Stolwijksche Boezem” nu behoort tot Haastrechts grondgebied.


Gedeelte van een oude plattegrond van ca. 1550 met de locatie van de Stolwijkse Boezem aan de zuidzijde van de IJssel, links tegenover Gouda.
Opm. Deze oude plattegrond is met de noordpijl naar beneden getekend

Waterlozing van de Stolwijksche polders op de IJssel bij Stolwijkersluis en het ontstaan van de Stolwijksche Boezem.
De geschiedenis van de waterlozing van de relevante  Stolwijksche polders op de IJssel gaat terug tot omstreeks 1370.
In dat jaar kreeg de polder Stolwijk van Jan van Blois, heer van Schoonhoven en Gouda, het recht om een uitwatering te maken op de IJssel bij Stolwijkersluis.
Uit de latere bouw van de 2 molens langs de Goudsche Vliet t.b.v. de polder Stolwijk en de Beijersche polder valt af te leiden dat deze vergunning van toepassing was voor deze beide polders.
De uitwatering zal zijn gerealiseerd via een aansluiting met een uitwateringssluis  van de Goudsche Vliet op de zijtak van de IJssel en hiermee is de benaming “Stolwijkersluis” ontstaan.
Of deze aansluiting ook betekenis had voor vervoer over water van Stolwijk naar b.v. Gouda en de IJssel is mij niet bekend en valt ook buiten het doel van dit artikel.
Mogelijk dat historici van Stolwijk of Stolwijkersluis dat bij gelegenheid nog kunnen aangeven.

Omdat de watermolens langs de Goudsche Vliet ruim 150 jaar later gebouwd zijndan de datum van de verstrekte vergunning tot waterlozing, ligt het voor de hand dat men in eerste instantie het water nog, bij een lage IJsselstand, op natuurlijke wijze heeft kunnen lozen op  de IJssel.
Uiteraard zal de uitwateringssluis voorzien zijn geweest van een hoogwaterkering.

In 1525 zijn  langs de Goudsche Vliet twee molens gebouwd; één voor de bemaling van de polder Stolwijk, de “Kleine” molen genoemd en één voor de bemaling van de polder Beijersche, de “Beijersche”molen genoemd.
Tevens moet toen de boezem zijn aangelegd, waarbij de molens het polderwater opmaalden in de boezem en het water uit de boezem bij laag IJsselwater afliep in de IJssel.
De uitwateringssluis van de Goudsche Vliet moet toen gewijzigd zijn in een inlaatsluis en de boezem kreeg een eigen uitwateringssluis, beiden sloten aan op de zijtak van de IJssel, e.e.a. zoals aangegeven op de hieronder afgebeelde plattegrond van 1902.
De boezem had een oppervlakte van ca. 21 hectare.


Plattegrond van 1902 met de gemeentegrenzen bij Stolwijkersluis.
Tevens zijn hierop aangegeven de inlaat naar de Goudsche Vliet en de in 1902 inmiddels afgedamde uitlaat van de Stolwijksche Boezem

De bemalingssituatie zoals hierboven beschreven is in gebruik geweest tot 1652.
Blijkbaar kreeg men toen problemen met de waterafvoer op de IJssel met de ééntraps bemaling.
Oorzaken hiervan waren de stijgende waterstanden in de IJssel en de maaivelddaling van de polders.
In 1652 is  de boezem in tweeën gedeeld en is er een derde molen gebouwd op de middenkade in de boezem, zodat men over kon gaan op een tweetraps bemaling. Deze molen werd de  “Hoge” molen genoemd.
Op kleine schaal was dit hetzelfde bemalingsprincipe als van b.v. de molens langs de Vlist achter Haastrecht en de molens bij Kinderdijk.
De twee molens van 1525 worden in dat bemalingssysteem de ondermolens genoemd en de molen van 1652 de bovenmolen, de zuidelijke helft van de boezem krijgt dan de benaming van lage boezem en de noordelijke helft van hoge boezem.
Het waren alle drie wipwatermolens met een scheprad.
De gebruikelijke wateropvoerhoogte van een scheprad is ca 1,25 meter, dus met de tweetraps bemaling was het mogelijk om het water ongeveer 2,5 meter omhoog te brengen.
Dit betekent dat rondom de hoge boezem een kade moest worden aangelegd die geschikt was om deze waterhoogte te keren.
De afvoer van de hoge boezem op de IJssel zal ongewijzigd gebleven zijn.

Volgens de literatuur en archiefinformatie werd bij de oorspronkelijke aanleg van de boezem, dus omstreeks 1525, door de eigenaar van de polder Beneden Haastrecht verlangd dat achter de boezemkade een zijg- of kwelkade zou worden aangelegd om te voorkomen dat vernatting van hun land zou plaatsvinden als gevolg van de hogere waterstand in de boezem.
Het is opmerkelijk hoeveel kennis men toen blijkbaar ook al had van de waterhuishouding en de bijbehorende gevolgen.

Verder vermeld de literatuur dat bij de aanleg van de hoge boezem nadere eisen zijn gesteld door de polder Beneden-Haastrecht. Welke eisen dat zijn geweest wordt niet verder benoemd.
Omdat de archiefinformatie van  omstreeks 1525 niet compleet is, is niet duidelijk wat toen is uitgevoerd.
Wel kunnen we nagaan wat de huidige situatie in het landschap is en of dit  nog wat duidelijkheid verschaft.
De huidige situatie geeft een opmerkelijk verschil te zien tussen de lage en hoge boezem.
Bij de lage boezem zijn geen overblijfselen aanwezig van een kwelkade of iets dergelijks, bij de hoge boezem daarentegen is zowel een kwelsloot als kwelkade aanwezig.
Blijkbaar heeft men dus bij de aanleg van de hoge boezem aanzienlijk zwaardere eisen gesteld, wat ook logisch is gezien de mogelijk hoge waterstanden in het maalseizoen van ca. 2,5 meter boven maaiveld.
Bijzonder is dat deze kwelkade met kwelsloot nog in het landschap aanwezig is, waarbij de kwelkade beplant is met griendhout.

De tweetraps bemaling  heeft gefunctioneerd tot 1880.
In 1866 is polder Stolwijk gestart met de bouw van een nieuw gemaal op Gouderak, het recent geheel gerenoveerde gemaal “Verdoold”.
In aanvang was dit een bovenstoomgemaal met scheprad, dus een tweetrapsbemaling, maar deze situatie voldeed niet. Daarna is het gemaal omgebouwd en uitgevoerd met 2 centrifugaalpompen met een grotere opvoerhoogte, zodat de tweetrapsbemaling kon vervallen.
Deze ombouw is in 1880 gereed gekomen en aangezien dit wel voldeed, verviel nu  de bemaling met de molens en de bijbehorende boezems bij Stolwijkersluis.
De drie molens zijn toen gesloopt en de uitwateringssluis is gedempt. De inlaatsluis heeft blijkbaar nog langer dienst gedaan maar is inmiddels ook vervallen.
Polder Stolwijk, als eigenaar van de boezem, heeft deze  omgevormd in agrarische cultuurgrond (sloten graven, kaden verlagen  enz.) en heeft op de plaats van de bovenmolen een boerderij  laten bouwen.
Deze boerderij is nog steeds als agrarisch bedrijf in gebruik.

Bemaling van het poldertje “Voormalige Stolwijksche Boezem”
Het nu ontstane poldertje kreeg de naam “Polder Voormalige Stolwijksche Boezem” en had een eigen polderpeil en een eigen bemaling, omdat het lager ligt dan de omringende polders.
Deze bemaling bevindt zich langs de Goudseweg bij de bovengenoemde boerderij.
In het begin was dit een windmolentje; dit voldeed echter niet en in 1913 is dat vervangen door een motorbemaling met vijzel, waarbij de motor in een stenen gebouwtje was opgesteld.
De eigenaar, polder Stolwijk, heeft in 1919 de boerderij met landerijen en het gemaaltje publiek verkocht met als gevolg dat er na de verkoping meerdere landeigenaren waren.
Bij deze verkoop was bepaald dat het gemaaltje eigendom werd van de landeigenaren en dat de kosten van de bemaling voor hun rekening kwam.

Omdat het beheer van het gemaaltje en de kosten door de gezamenlijke landeigenaren (ingelanden) moest worden  geregeld is er toen een polderbestuur samengesteld en was er een jaarlijkse bestuursvergadering met de ingelanden.
Uit de nog beschikbare notulen blijkt dat deze vergaderingen hetzelfde karakter hadden als de bestuursvergaderingen van de grote polders.

In 1979 waren, op een paar hectares na, alle landerijen weer aangekocht door de eigenaar van de boerderij.
Dit betekende dat ca. 90% van de kosten van het gemaaltje door deze eigenaar moesten worden betaald. Uit praktisch oogpunt is toen het gemaaltje bij de boerderij gevoegd en is het polderbestuur opgeheven.
In 2014 is de bemaling over genomen door het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, wat logisch is omdat de bemaling niet alleen van belang is voor de boerderij met landerijen maar ook voor de ca. 30 woonhuizen en het loonbedrijf in het poldertje.

Huidige landschappelijke situatie
Bij het inrichten van de boezem tot agrarische cultuurgrond zijn de waterkerende kades van de boezems wel afgegraven tot een praktisch werkbaar niveau, maar ze zijn nog als kades herkenbaar aanwezig in het landschap.
Zoals bovenvermeld is ook de kwelkade met kwelsloot nog aanwezig in het landschap.
De aanwezigheid van deze elementen zijn bepalend voor de historische waarde van het poldertje.
Een zeer bijzondere situatie als we letten op de enorme planologische veranderingen in onze omgeving in de laatste 50 jaar.
Het streven van de huidige eigenaren is dan ook om deze cultuurhistorische waarde zoveel mogelijk in stand te houden.


Foto’s  van de huidige situatie:
Linker foto het oostelijk deel van het poldertje; rechter foto de kwelkade (griend) met kwelsloot

Een zeer bijzondere ontdekking voor een “historicus”
Zoals in het bovenstaande vermeld zijn de molens van de Stolwijksche Boezem omstreeks 1880 gesloopt.
Naast de locatie van de molens en de structuur van de boezems is uiteraard altijd de wens aanwezig om een afbeelding te vinden van de molens.
Ondanks intensief speur- en archiefwerk lukte dit niet.
Fotografie was in 1880 nog schaars; ook in het archief van het Hoogheemraadschap (als opvolger van de polders) bleek niets beschikbaar, evenmin in het streekarchief in Schoonhoven (later overgebracht naar Gouda).
Ook navraag omstreeks 1980 bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in Zeist, met name bij de heer G.H. Keunen, als molenspecialist leverde geen afbeeldingen op.

En dan de grote verrassing in maart 2018.
Op een zaterdagmiddag kreeg ik bezoek van de heer Keunen die meedeelde dat hij twee schilderijen was tegen gekomen waarvan hij, na intensieve bestudering heeft vastgesteld dat vrijwel zeker de molens op deze schilderijen de molens van de Stolwijksche Boezem moeten zijn.
-Het eerste en belangrijkste schilderij is van de schilder Willem Roelofs (1822 – 1897) en is hierbij afgebeeld.
De positie van de schilder is ongeveer te localiseren op de Provinciale weg west/Zuider IJsseldijk nabij Stolwijkersluis.
De grote molen op de voorgrond is de bovenmolen (of Hoge molen) met links daarvan de molenaarswoning en een hooiberg.
Op de kadastrale kaart van omstreeks 1830, die in het algemeen vrij nauwkeurig is, zijn zowel de molen als de molenaarswoning als bebouwingsblokjes  aangegeven.
Rechts van de bovenmolen is één van de ondermolens (de Kleine molen) zichtbaar, de andere ondermolen staat waarschijnlijk achter de bovenmolen.
-Het tweede schilderij is van de schilder Jan Willem van Borselen (1825 – 1892).
Op dit schilderij is alleen de bovenmolen afgebeeld met een visser.
Het is begrijpelijk dat dit een heel bijzondere toevoegingwas aan het historisch onderzoek naar de polder “Voormalige Stolwijksche Boezem”.

Vanaf deze plaats wil ik dan ook de heer Keunen nogmaals hartelijk bedanken voor zijn moeite.
Zijn verzoek was, om na deze informatie, een artikel te schrijven over de historie van de boezem met de molens en aan dit verzoek heb ik met plezier voldaan.

Tot slot hoop ik met dit artikel een bijdrage te hebben geleverd aan de interesse voor ons cultuurhistorisch erfgoed.


Kadastrale plattegrond van omstreeks 1830 met de Stolwijksche Boezem en de locaties van de molens


[foto 7a  Afbeelding van het schilderij van Willem Roelofs

 

Bronnen
1.   Mensen in een Waard vol wind en water.
      De geschiedenis van de waterhuishouding in de Krimpenerwaard.(Hoogheemraadschap).
2.   De Krimpenerwaard. Catharina L. van Groningen.
3.   De waterkeeringen, waterschappen en polders van Zuid-Holland ( Jhr. L.F. Teixeira de Mattos)
4.   Streekarchief Gouda